Een uitgebreide kunstgeschiedenis: Rococo

Vergeet de symmetrie van de barok, let niet op de klassieke composities van het classicisme, de 18e eeuw wil frivoliteit en vrijheid. Laat de kunstenaars zelf hun onderwerpen uitkiezen, laat ze met pastelkrijt werken, laat ze zachte kleuren gebruiken. De wereld om ons heen is al zo hard en gemeen, wij willen vrolijkheid in onze huizen en paleizen. De 18e eeuw wil Rococo!

Waar de schilderkunst van de Renaissance en de Barok vaak bestond uit het streven naar technische perfectie van het afbeelden van de werkelijkheid (perspectief, lichteffecten), zie je in de 18e eeuw dat kunstenaars steeds vaker stilistische keuzes maken die los staan van schildertechniek. Kunstenaars willen zelf bepalen hoe ze tegen de werkelijkheid aankijken. Er ontstaan twee totaal verschillende stromingen die hun wortels hebben in de barok maar ieder op hun eigen manier een stap verder maken. Zo ontstaan de gestileerde klassieke schoonheid in het classicisme en de speelse ondeugende rococo.

Jean Antoine Watteau – de Italiaanse Komedianten

Franse Rococo
Hoewel de Rococo een direct vervolg is van de barok, is het tegelijkertijd een reactie op het heersende Franse classicisme. In de 17e eeuw waren in Frankrijk schilders als Nicolas Poussin en Claude Lorain grote namen geworden met schilderijen in een geperfectioneerde en idealistische stijl die terug greep op de oude Grieken en Romeinen. Hoewel er ook buiten Frankrijk navolgers van dit classicisme waren, bleef het met name in Franse stroming. Het mag dan ook geen verrassing heetten dat juist in Frankrijk een tegenstroming ontstond die een stijl propageerde die veel losser en ongedwongener was dan dit classicisme, de Rococo.

Jean Honore Fragonard – de Lezeres

Een nieuwe generatie Franse schilders greep terug naar de principes van de barok zoals deze nog altijd ongekend populair was in Italië en België. Maar in tegenstelling tot Italië, namen de Fransen afstand van de strikte regels die aan de barok verbonden waren. Symmetrie werd losgelaten, de penseelstreek werd losser, schilderijen werden lichter en bovenal werden de onderwerpen anders. In de rococo kozen schilders voor frivole en vrolijke tafereln uit het dagelijks leven of de mythologie. Daarmee kwam er een einde aan de vele klassieke religieuze schilderijen die eeuwenlang het kunstenaarslandschap hadden gedomineerd.  De nieuwe stijl bestond uit kleurrijke landschappen met veelal ronde vormen en minder contrasterende licht-donker verhoudingen.

Een nieuwe generatie kunstenaars
De eerste kunstenaar de de nieuwe stijl ging gebruiken was Jean-Antoine Watteau. Watteau won in 1712 de prestigieuze Prix de Rome, maar zou in zijn korte carrière slechts een kleine bekendheid genieten. Toen hij 9 jaar na zijn prijswinst op 36-jarige leeftijd overleed, had hij wel de oude barok stijl nieuw leven en frivoliteit ingeblazen. Zijn Rococo werd omarmd door de Franse koning Lodewijk XV, die daarmee afscheid nam van de strakke symmetrische grandeur van de barok van zijn voorganger, de zonnekoning Lodewijk XIV. De Rococo werd dan ook al snel de belangrijkste stijl binnen de Franse kunst en zou zich ontwikkelen tot een steeds zoetere en ondeugendere stijl.

Francois Boucher – Diana na de jacht

Deze veranderingen kregen steeds verder vorm door het zachte kleurgebruik van Francois Boucher en de speelse onderwerpen van Jean Honore Fragonard. De Franse aristocratie omarmd de nieuwe stijl die wordt gepropageerd door Lodewijk XV en begint massaal bij Boucher en Fragonard te bestellen. Mythologische afbeeldingen worden geschilderd op plafonds en wandpanelen. Maar naast de klassieke olieverf kunst, beginnen de Franse rococo kunstenaars ook met pastelkrijt te werken. De zachtheid van deze techniek blijkt erg goed te werken in de frivoliteit van de rococo. Pastel wordt met name veel gebruikt in de portretkunst, die in de 18e eeuw opeens populair wordt in Frankrijk.

Daarmee is de opkomst van de rococo niet alleen een verandering van stijl, maar ook een verandering van onderwerpkeus. In Frankrijk en Italië was de portretkunst tijdens de barok een ondergeschikte kunstvorm in het kunstenaarslandschap. Portretten werden vooral gemaakt in de Noordelijke landen. Maat zodra de rococo werd omarmd door de goed bedeelde burgerij, kwamen portretten in de zwang. De gegoede burgerij liet portretten van zichzelf of van hun geliefden en dierbaren maken. Hierbij werd niet alleen olieverf gebruikte, maar ook steeds vaker pastelkrijt. Pastel had de frisheid, zachte overgangen en lichte kleuren waar veel rococo kunstenaars zo naar op zoek waren.

Canaletto – de Ingang van het Canal Grande

Italiaanse Rococo
In Italië, land van de barok, kon een reactie op dit Franse geweld natuurlijk niet uitblijven. Rome was altijd de kunsthoofdstad geweest van Italië en Europa, mede doordat de stad de barok had omarmd en toepaste in de kerk, de overheidsgebouwen en de huizen van de rijkelui. Rome was hierdoor uitgegroeid tot een stad die symbool stond voor klassiek, degelijk en gevestigde orde. Een moeilijke broeiplaats dus voor de frivoliteit en frisheid van de rococo. In dat licht is het dan ook niet vreemd dat niet Rome, maar juist Venetië het middelpunt van de Italiaanse Rococo zou vormen. Venetië was immers al frivool en uitdagend als stad van Casanova, van gemaskerde bals en van steegjes en kanaaltjes.

Francesco Guardi – de Ingang van het Canal Grande

De eerste Italiaanse rococo schilder was de laatste grote fresco schilder die Italië gekend heeft, Giambattista Tiepolo. Tiepolo verruilde de donkere kleuren van de barok, voor een veel lichter palet en paste een losse penseelstreek toe. Hierdoor werden zijn werken vriendelijker en frisser dan de barokke schilderijen. Tiepolo’s fresco’s staan bekend om talloze slimmigheidjes die hij gebruikte in zijn perspectief. Vooral op plafonds weet hij een prachtige diepte creëren. Maar ook in wandschilderingen gebruikte hij bijzondere ontwerpen, zo schilderde hij soms lijsten om zijn fresco’s heen. Hierdoor zou Tiepolo uitgroeien tot een van de meest geliefde schilders van de 18e eeuw.

Waar Tiepolo in zijn onderwerpkeuze zich voornamelijk beperkte tot mythologische en historische onderwerpen, zie je dat in Venetië ook een groep schilders opkomt die nieuwe onderwerpen proberen uit te diepen. Waar in Frankrijk de portretkunst ontstaat, zie je in Italië veel aandacht voor stadsgezichten. Met name Canaletto en Francesco Guardi zouden beroemd worden met hun talloze schilderijen van Venetië. Hoewel beide kunstenaars stadsgezichten maakten, hadden ze duidelijk een verschillende stijl. Bij Canaletto wordt vaak het majestueuze van de stad benadrukt door strakke lijnen en indrukwekkende perspectieven. Guardi daarentegen heeft een veel lichtere toets, die kleuren in elkaar laat overlopen en de lichtheid van Venetië laat zien. Je zou Guardi in dat opzicht een voorloper van het impressionisme kunnen zien.

Thomas Gainsborough – Mr en Mevr. Andrews

Noordelijke Rococo
Na de eerste ontwikkelingen van de rococo in de jaren 20 en 30 van de 18e eeuw, begon de stijl zich over heel Europa te verspreiden. Schilderijen en voorwerpen in de nieuwe stijl werden vanuit Frankrijk door heel Europa getransporteerd. Hierdoor zie je ook in andere landen kunstenaars in deze stijl gaan werken. Met name in de Engelse portretkunst zijn een aantal bekende schilders gaan introduceren. Hiervan is Thomas Gainsborough de meest bekende. Gainsborough stond bekend om zijn snelle manier van schilderen en zijn aandacht voor de natuur. Meestal plaatste hij de mensen die hij portretteerde in weelderige landschappen. Gainsborough’s grootste tegenstrever was Sir Joshua Reynolds. Reynolds schilderde ook veel portretten, maar idealiseerde meer dan Gainsborough.

In Nederland zou de rococo ook tijdelijk in de zwang raken, maar veel minder wijdverbreid dan in andere Europese landen. Mogelijk was de stijl de uitbundig en overdadig voor de smaak van de nuchtere calvinistische Hollander. Toch zijn er met name in Amsterdam en Den Haag wel enkele architecten en schilders geweest die de stijl hebben gebruikt. De meest beroemde van deze kunstenaars is Jacob de Wit, die in Amsterdamse grachtenpanden overdadige balkons aanbracht.

Jacob de Wit – Mozes verkiest de 70 oudsten

Rococo kunst in Nederlandse musea
In verscheidene Nederlandse musea is rococo kunst te bekijken. Zo hangen er in het Museum Boijmans van Beuningen werken van onder meer Canaletto, Guardi, Tiepolo en Watteau. Het Rijksmuseum bezit werk van Guardi, Canaletto en prenten van Gainborough en Tiepolo. Werken van Jacob de Wit hangen onder meer in het Museum Bredius, het Teylers Museum en het Rijksmuseum Twenthe.

Aan het eind van de 18e eeuw raakt de rococo uit de mode. De Fransen zijn in revolutie en geven af op alles wat gelinkt kan worden aan het Franse koningshuis of de aristocratie. Het neo-classicisme viert weer hoogtij waarin met name de historiekunst een voorname rol speelt. De emotie en de frisheid rococo vindt zijn vervolg in de romantiek en het impressionisme die in de loop van de 19e eeuw opkomen. Nooit meer zou de kunst echter zo zacht en zoetsappig worden als tijdens de rococo tijd.

Kunstgeschiedenis

Geef een reactie

Ontdek meer van KunstVensters

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder

Scroll naar boven