Vader en zoon Willem van de Velde schilderden indrukwekkende doeken van zeeslagen. Hun verregaande specialisatie in zeegezichten leverde hen zelfs opdrachten op van het Engelse koningshuis. Ook andere kunstenaars specialiseerden zich in landschappen, architectuur, portretten of stillevens!
In de 17e eeuw was Nederland één van de belangrijkste zeemachten ter wereld. Schepen bevoeren de wereldzeeën om specerijen, vruchten en servies te importeren. Ook conflicten werden op zee uitgevochten in zeeslagen tegen buitenlandse vloten. Schilderijen van schepen en zeeslagen toonden Nederland als wereldmacht.
Kunstenaars als Jan Porcellis, Willem van de Velde (vader en zoon) en Ludolf Bakhuysen waren daarom populair. Willem van de Velde de oude ging mee tijdens zeeslagen om schetsen te maken. Terug op land werkte hij de schetsen uit tot pentekeningen. Zijn zoon Willem van de Velde de jonge gebruikte de schetsen om schilderijen te maken. De zeegezichten waren zo populair dat ze op uitnodiging van de Engelse koning zelfs in Engeland gingen werken. Op dit moment is hun werk te zien in het Scheepvaartmuseum in Amsterdam, zie het artikel over deze tentoonstelling voor meer informatie over hun werk.





Specialisatie
Het atelier van de van de Velde’s is kenmerkend voor de 17e eeuwse Nederlandse schilderkunst. Dankzij de economische voorspoed was de vraag naar schilderijen groot. Schattingen zeggen dat er in Amsterdam gelijktijdig 1500-2500 kunstenaars werkten. In de 17e eeuw zijn zo’n 1-5 miljoen schilderijen gemaakt. In deze enorme concurrentie specialiseerden kunstenaars zich op één onderwerp. Voor zeegezichten ging je naar Willem van de Velde, voor landschappen naar Jan van Goyen en voor stillevens naar Pieter Claesz.
Dit 18e venster in de Canon van de Nederlandse kunst is daarom een eerbetoon aan de specialisten. Er is helaas geen ruimte om ieder genre uit de Gouden Eeuw een eigen venster in de Canon van de Nederlandse kunst te geven. In eerdere vensters is al aandacht besteed aan de portretkunst, de genrekunst en de Caravaggisten. Deze specialisatie zijn hier daarom buiten beschouwing gelaten.

Historieschilderkunst
Traditioneel had de historieschilderkunst het meeste aanzien. Toch zijn in Nederland relatief weinig historieschilders actief geweest. Waarschijnlijk komt dit omdat in Nederland burgers de belangrijkste opdrachtgevers waren en de kerk slechts een kleine rol speelde. Hierdoor is de portretkunst en de genrekunst in Nederland veel sterker ontwikkeld.
De stijl van Nederlandse historiekunstenaars als Gerard de Laraisse, Caesar van Everdingen, Jan de Bray en Pieter de Grebber sluit aan bij de traditie in de Zuidelijke Nederlanden. De invloed van Peter Paul Rubens en Jacob Jordaens is goed te zien in de Oranjezaal, waar Nederlandse en Vlaamse kunstenaars samenwerkten.



Architectuur
In navolging van Luther en Calvijn was Nederland protestant geworden. Kerken werden kaalgeslagen tijdens de beeldenstorm en kregen een sober uiterlijk. Hoewel de kerk zo als belangrijke opdrachtgever verloren ging voor kunstenaars, waren de nieuwe witte kerken een geliefd onderwerp. Schilderijen van kerken werden door rijke burgers opgehangen om hun christelijke geloof te tonen.
Pieter Saenredam en Emanuel de Witte schilderden de kerkinterieurs zo waarsheidsgetrouw mogelijk. Waar Saenredam’s schilderijen vaak baden in overdadig licht, creëert de Witte meer sfeervolle beelden door de lichtval te beperken. Andere kunstenaars namen het minder nauw met de werkelijkheid. Dirck van Delen schilderde vaak kerken die in werkelijkheid niet bestonden.



Stilleven
Hoewel stillevens door Samuel van Hoogstraten dus niet hoog werden aangeslagen, waren in Nederland tientallen kunstenaars actief die zich specialiseerden in het genre. Pieter Claesz en Willem Claesz Heda schilderden ‘ontbijtjes’ vol kannen, servies en vruchten. In deze stillevens konden burgers met hun rijkdom pronken. Producten zoals oesters, specerijen of citroenen moesten overzee worden geïmporteerd en waren daarom erg duur.
Later in de 17e eeuw als het Calvinisme een prominente rol speelt in Nederland, is vaak een symbolistische betekenis toegevoegd. De vergankelijkheid van het leven staat dan centraal. In deze vanitasstillevens ligt de nadruk op tijdelijkheid van het leven. Vooral in bloemstillevens speelt dit een grote rol (bloemstillevens zullen in Venster 20 nog uitgebreid besproken worden).



Dieren
De relatie tussen mens en dier was in de 17 eeuw anders dan nu. Paarden waren een belangrijk vervoersmiddel, ossen bewerkten het boerenland en honden hielpen bij de jacht. Daarom waren er maar weinig kunstenaars die zich specialiseerden in de dierenschilderkunst. Toch horen deze schilderijen tegenwoordig vaak bij de publieksfavorieten.
Philips Wouwerman specialiseerde zich bijvoorbeeld op ruiters en Abraham Hondius op jachtpartijen. Paarden en honden spelen daarom een hoofdrol in hun werk. Koeien en stieren waren het domein van Aelbert Cuyp en Paulus Potter. Deze schilderijen tonen vaak het boerenland en zijn meer verwant met de landschapskunst. Maar ook in de dierenschilderkunst ontstaan pronkstukken, zoals de overdadige schilderijen van Melchior d’Hondecoeter vol exotische vogels. Hij probeerde vaak zoveel mogelijk verschillende soorten samen te brengen op één schilderij, geholpen door schetsen van bijzondere dieren uit de overzeese gebieden.



Kolonialisme
In dit overzichtsartikel is goed te zien hoe de verschillende specialisaties van elkaar verschillen in stijl. Ook valt op hoe belangrijk het Nederlandse kolonialisme is geweest voor de schilderkunst. De zeevaart zorgde natuurlijk voor zeeschilders, maar ook in de andere genres komt het kolonialisme terug. Kijk maar naar het chinees porselein in de stillevens, de exotische vogels bij de dierenschilders of de praalgraven van kapiteins in de kerkinterieurs.
De unieke omstandigheden in Nederland waarin kerk en koningshuis wegvielen als belangrijke opdrachtgevers, hebben ervoor gezorgd dat de Nederlandse schilderkunst in de 17e eeuw gevarieerder is dan in andere Europese landen. De vergaande specialisatie zorgde voor nieuwe onderwerpen. Vooral de herkenbaarheid van de onderwerpen maakt de 17 eeuwse kunst tot op de dag van vandaag populair.

Beste redactie, Fijn dat jullie ons zo regelmatig op de hoogte houden van wat er in de Nederlandse kunstwereld gebeurt.
Ik zou echter graag een kritische kanttekening willen plaatsen bij het stuk over de Willem van de Velde’s
Ten eerste zou het fijn zijn om, ook in dit artikel een onderscheid te maken tussen Willem de vader én Willem de zoon. Het is niet duidelijk wanneer jullie het over wie hebben, en een penschilderij van de vader zou hier ook niet misstaan.
Belangrijker is echter dat jullie het schilderij: “Het IJ voor Amsterdam met de ‘Gouden Leeuw ” foutief toeschrijven aan Ludolf Bakhuizen.
Het betreft hier het werk uit het Amsterdam Museum – SA7421, uit 1686 van Willem van de Velde de jonge, één van zijn belangrijkste opdrachten uit die tijd.
Dit werk hangt nu in de tentoonstelling over vader en zoon van de Velde in het Scheepvaartmuseum. Voor liefhebbers van dit genre meer dan de moeite waard.
met een vriendelijke groet,
Frans van Zomeren.
Bedankt voor deze kritische lezing. Ik heb het artikel naar aanleiding van uw commentaar aangepast!