Karel van Mander: Schilder en schrijver die de Renaissance naar Haarlem bracht

Haarlem was rond 1600 de kunstenaarshoofdstad van Nederland. Lokale kunstenaars, gevluchte Vlaamse kunstschilders en reizigers uit Italië zorgden voor een unieke mengelmoes van stijlen en ervaringen. Karel van Mander bracht deze nieuwe Haarlemse school samen in een academie en zijn eigen Schilder-boeck.

In ‘de Dans om het Gouden Kalf’ van Karel van Mander vieren de Israëlieten uitbundig feest. Ze hebben hun oorringen omgesmolten tot een gouden kalf, dat midden op het doek staat afgebeeld. In het oude testament is de dans om het kalf een voorbeeld van het vereren van afgoden. Karel van Mander schilderde het tafereel in 1602 als allegorie op zijn eigen tijd, waarin protestanten en katholieken tegenover elkaar stonden. Tijdens de beeldenstorm waren beelden in kerken kort en klein geslagen. Voor protestanten waren de heiligenbeelden een soort ‘gouden kalven’, mensen aanbaden het beeld in plaats van God.

Geboren in het Vlaamse Meulebeke en opgeleid in Gent, was Karel van Mander enkele jaren naar Rome gereisd. Hier maakt hij kennis met Vasari en leerde hij de Italiaanse Renaissance en het Maniërisme kennen. In de Dans om het Gouden Kalf is goed te zien hoe symmetrisch het schilderij is opgebouwd, volgens Renaissance principes.

De Grootmoedigheid van Scipio – Karel van Mander

Geloofsonrusten

Na zijn Italiaanse tijd, vestigde Karel van Mander zich in Haarlem. De stad was vanaf 1577 definitief in de handen van de Oranjegezinden gekomen. Terwijl in de grote delen van Nederland de tachtigjarige oorlog raasde, was Haarlem een baken van relatieve rust. Vooral toen Antwerpen een belangrijk strijdtoneel werd rond 1585, trokken veel Vlaamse kunstenaars naar Haarlem. Naast Van Mander kwamen zo ook Hendrick Goltzius en Frans Hals naar Nederland.

De Haarlemse schilderkunst kreeg zo een nieuwe impuls. De traditie van Geertgen tot Sint Jans moest plaatsmaken voor een internationale impuls van Vlaamse kunstenaars die door Italië gereisd hadden. Veel kunstenaars werkten in de maniëristische stijl van Bartholomeus Spranger, die ook geboren was in Vlaanderen maar successen vierde aan het Praagse hof. De gespierde lichamen en sensuele vormen combineerden ze met uitgestrekte en overdreven lichaamshoudingen. Hierdoor ontstonden dynamische schilderijen vaak vol met mensen.

Cornelis van Haarlem – de Kindermoord van Bethlehem

Haarlem

Ook in Haarlem geboren kunstenaars, zoals Cornelis van Haarlem, namen de nieuwe stijl over. Cornelis van Haarlem schilderde tweemaal het Bijbelverhaal de Kindermoord in Bethlehem (nu in het Rijksmuseum en het Frans Hals Museum). Net als de Dans om het Gouden Kalf, kunnen de doeken als allegorie op de eigen tijd gelezen worden. Zoals Herodes zijn eigen volk vermoordde, belegerden de Spanjaarden nu hun eigen steden waarbij veel doden vielen.

De naakte lichamen in dramatische poses doen meteen denken aan Michelangelo’s Laatste Oordeel in de Sixtijnse Kapel. Het is bijna ongeloofwaardig dat het sommige vrouwen lukt om dit soort gespierde mannen de baas te worden. De lichamen die hij schilderde in verkort perspectief, doen denken aan Mantegna.

Academie

Cornelis van Haarlem richtte met Karel van Mander en Hendrick Goltzius de Haarlemse Academie op. Binnen deze vereniging werden discussies gevoerd over kunst en waarschijnlijk ook gezamenlijk geschilderd, op basis van (naakt)modellen. Van Mander was de theoreticus, Van Haarlem de maniërist en Goltzius vooral de prentkunstenaar. Het drietal kunstenaars zette zo een stempel op de ontwikkeling van de schilderkunst in de stad.

Haarlem kan in deze tijd gezien worden als een smeltkroes van de Europese kunst, de stad bestond rond 1600 voor 50% uit immigranten. De keuze van Karel van Mander in deze Canon is daarom enigszins arbitrair. Ook Cornelis van Haarlem of Hendrick Goltzius had gekozen kunnen worden. Uiteindelijk was het de bijdrage van alle individuele kunstenaars die gezamenlijk de ‘Haarlemse school’ hebben gemaakt.

Binnen de Haarlemse academie was ook aandacht voor kunstgeschiedenis. In navolging van Giorgio Vasari, schreef Karel van Mander daarom van een boek over de belangrijkste kunstenaars van zijn tijd. In zijn ‘Schilderboeck’ staan de biografieën van Italiaanse en Nederlandse kunstenaars opgetekend. Tot op de dag van vandaag, is het werk een belangrijke bron over de schilderkunst aan het begin van de Gouden Eeuw.

De Renaissance kunst in Haarlem is o.a. te zien in het Frans Hals Museum.

Jeroen de Baaij

Jeroen de Baaij (1987) is kunstliefhebber, recensent en hoofdredacteur van KunstVensters online kunstmagazine (www.kunstvensters.com).

Dit vind je misschien ook leuk...

2 reacties

  1. Frans van Zomeren schreef:

    Beste Jeroen, Ik lees wekelijks met veel plezier en interesse je Kunstvensters, mooie bruikbare en compacte informatie, maar in dit stuk over Carel (Karel?) van Mander betrap ik je toch op een wellicht freudiaanse vergissing.
    Halverwege het stuk schrijf je:

    “”
    Uiteindelijk was het de bijdrage van alle individuele kunstenaars die gezamenlijk de ‘Haagse school’ hebben gemaakt.
    “”

    Deze zin klop m.i. wel, maar dan enkele eeuwen later en over andere kunstenaars.

    Hier zal je de ‘Haarlemse’ school bedoelen . . .

    Met een vriendelijke groet,

    Frans van Zomeren.

  2. Jeroen de Baaij schreef:

    Oeps, dat heb ik snel even aangepast!
    Op dit soort momenten ben ik altijd erg blij met trouwe lezers 🙂
    Bedankt!

Geef een reactie

%d bloggers liken dit: