Henriëtta van Pee: Geliefden voor in de broekzak

In de tijd dat foto’s nog niet bestonden, namen mensen kleine portretjes mee op reis. Henriëtta van Pee was een meester in deze miniatuurkunst. Keizers en koningen kwamen naar Amsterdam voor werken van haar hand!
Henriëtta van Pee kwam uit een familie van kunstschilders. Volgens een anekdote moest de kleine Henriëtta van haar vader al op haar zevende tekenen. Henriëtta ging vaak huilend aan het werk en verloor al het plezier in het tekenen. Dankzij Herman Wolters, haar latere man, vond ze het plezier in het tekenen terug. Hij was leerling bij haar vader en hielp haar als ze moest huilen.

Hoe maak je een miniatuurportret?
In de 18e eeuw bestond fotografie nog niet. Om toch een portretje van je geliefde mee te kunnen dragen op reis, werden daarom medaillons en broches met miniatuurportretten gemaakt. Vaak werden de afbeeldingen gemaakt met waterverf op ivoor, omdat dit een mooi doorschijnend effect gaf.
Henriëtta van Pee specialiseerde zich in het ambacht en kreeg al snelle een rijke klantenkring. Ze vroeg haar klanten om twintigmaal twee uren voor haar poseren. Haar succes blijkt uit de hoge prijzen die ze vroeg, tot zelfs vierhonderd gulden. Hoe kleiner het portretje, hoe hoger de prijs.
Volgens de geschriften van de 18e eeuwse landschapsschilder Johan van Gool kreeg Henriëtta van Pee opdrachten van de Russische tsaar Peter de Grote en koning Frederik Hendrik van Pruisen. Het aanbod om als hofschilder in dienst te treden sloeg ze af. Henriëtta was op haar vrijheid gesteld. Of zoals ze het zelf omschreef: Ik voelde dat ik niet “bekwaam [was me] met hoofse streken te behelpen, en, om al deze onvermijdelijke zeden van het slaafse hofleven te ondergaan.”




Panpoëticon Batavûm
De kleine portretjes leenden zich goed voor verzamelingen. Kunstschilder Arnoud van Halen liet 346 miniatuurportretjes maken van de belangrijkste dichters van Nederland. Hij probeerde zo een overzicht te geven van de geschiedenis van de poëzie in ons land.
Hijzelf en collega’s maakte de miniaturen allemaal op hetzelfde formaat op basis van bestaande lithografieën en portretten. Ze werkten met olieverf op koper. De honderden miniatuurtjes werden bewaard in een speciaal houten ladekastje. Er zijn er 80 bewaard gebleven, die tegenwoordig te zien zijn in het Rijksmuseum.





Portretkunst in de 18 eeuw
Nederland raakte in de 18e eeuw steeds meer gericht op de kunst uit Frankrijk. Hoewel er binnen het Calvinistische Nederland weinig ruimte was voor engeltjes en zoete Bijbelvoorstellingen. Daarom is de Franse invloed vooral te zien in de portretkunst. De pruiken en rode wangen uit de rococoportretten deden zo hun intrede in Nederland.
Nederlandse kunstenaars hadden moeite om de nieuwe stijl te gebruiken. Liever werkten ze in de stijl van de oude meesters als Dou, Rembrandt en Steen. Veel Franse en Duitse kunstenaars kregen daardoor opdrachten in Nederland. Zo werkte Johann Friedrich August Tischbein voor stadhouder Willem V.
