Profiel van de Gouden Eeuw: Bouwen aan een kathedraal van kunst

Rond 1525 werd in Leeuwarden Hans Vredeman de Vries geboren. De Vries was architect en kunstenaar met een geweldig gevoel voor perspectief en compositie. Hij introduceerde de Italiaanse bouwstijl in Nederland en ontwikkelde eigenhandig een nieuw genre binnen de Nederlandse schilderkunst: architectuur. Na zijn dood zouden tientallen navolgers zich toeleggen op de genre en uitsluitend kerken en andere gebouwen schilderen.
In de Gouden Eeuw gaan rijke Nederlanders steeds meer geld uitgeven aan kunstwerken. Naast portretten, stillevens en landschappen ontstaat er hierbij interesse voor schilderijen van kerken. Waar Hans Vredeman de Vries vooral architect was, legden zijn sommige van zijn leerlingen zich geheel toe op de schilderkunst. Zijn belangrijkste leerling was Hendrick van Steenwijk de Oudere, die werkte in Antwerpen en Frankfurt. Na zijn dood nam zijn zoon het atelier over en verhuisde naar Nederland, waar deze Hendrick van Steenwijk de Jongere het genre verder uitbouwde en één van de eerste architectuurschilders van Nederland werd.
Bartholomeus van Bassen
De vroegste architectuurschilderijen zijn vaak fantasie-gebouwen. Rond 1620 maakte Bartholomeus van Bassen in Delft en Den Haag barokke interieurs, waarin hij op geoefende wijze de regels van het perspectief toepaste. Vaak benadrukt hij dit door zuilengalerijen of vloertegels in zijn schilderijen. Bartholomeus van Bassen schilderde meestal voorstellingen van prachtige bouwwerken die niet echt bestaan.
![]() |
![]() |
![]() |
Dirck van Delen gaat ook schilderijen maken in de stijl van Van Bassen. Van Delen is lid van het schildersgilde van Middelburg en woont in Arnemuiden, waar hij zelfs burgemeester wordt. Zijn werken bestaan voornamelijk uit kerkinterieurs, waarbij hij soms bestaande objecten aan verzonnen kerken toevoegde. Een goed voorbeeld hiervan is zijn schilderij van het praalgraaf van Willem van Oranje: het graf bestaat echt, maar de kerk ziet er anders uit. Daarnaast is Van Delen bekend omdat hij het enige bekende schilderij van de beeldenstorm heeft gemaakt. Opnieuw is dit geen realistische afbeelding van een bestaande kerk, maar een verzonnen compositie.
Pieter Saenredam
In tegenstelling tot Van Delen en Van Bassen, kiest Pieter Saenredam voor een preciezere benadering. Saenredam brengt bezoeken aan bestaande kerken, waar hij veel schetsen maakt. Later gebruikt hij deze schetsen om een soort compositietekening van de kerk te maken, waarin hij perspectieflijnen en zichtlijnen uitwerkt. Deze gedetailleerde tekening zet hij dan uiteindelijk om in een schilderij, vaak in sobere kleuren. Saenredam’s werken zijn getrouwe weergaven van protestantse kerken in de Gouden Eeuw en daarom zeer geliefd.
In Delft en later in Amsterdam werkte Emanuel de Witte, die zich ook specialiseerde zich in kerkinterieurs. Zijn werken zijn vaak sfeervoller dan de steriele werken van Saenredam. De Witte speelt met de lichtval in schilderijen en kiest voor donkere hoekjes en uitgelichte details. Op het eind van de Gouden Eeuw werden de kerkinterieurs steeds minder geliefd en werden vaker bouwwerken van buitenaf geschilderd. Bouwkunst blijft in de eeuwen daarna een terugkerend thema in de schilderkunst, toch wordt het nooit meer zo populair als in de Gouden Eeuw.
De architectuurkunst uit de Gouden Eeuw is onder meer te zien in het Rijksmuseum in Amsterdam, het Mauritshuis in Den Haag en het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.