Stoommachines, treinen en fabriekshallen bepaalden het beeld van de 19e eeuw in Europa. Met de industrialisatie kwamen ook nieuwe pigmenten op de markt. Kleuren werden niet langer uit de natuur gewonnen, maar ontstonden door chemische processen. Monet en Renoir gebruikten de nieuwe kleuren in hun impressionistische schilderijen.
Cadmiumgeel, viridiaan of synthetisch ultramarijn waren in de tijd van Rembrandt nog niet te krijgen. Het palet van de gouden eeuw wordt daarom bepaald door aardse kleuren, als oker en umber. Pas rond 1850 gaat het licht aan en begonnen de impressionisten te schilderen in felle kleuren. De kleurrijke schilderijen zijn niet alleen een teken van veranderende smaak, maar ook van de introductie van nieuwe pigmenten.



Groen
Viridiaan, een blauw-groen chroompigment, werd voor het eerst gemaakt in 1838 door de Franse chemicus Pannetier. Nadat in 1859 een patent werd aangevraagd kwam de groene kleurstof in de jaren 70 van de 19e eeuw op de markt. Manet gebruikt viridiaan bijvoorbeeld in “het Balkon” in pure vorm voor de parasols van de dames en verdund met loodwit in het hekwerk van het balkon.
Ook Claude Monet was een ‘early-adopter’ en gebruikte het veelvuldig in zijn schilderijen van waterlelies en de Japanse tuin. Analyse van zijn schilderijen van het Gare St. Lazare laten zien dat viridiaan verstopt zit in de treinen, de rook en het stationsgebouw. Monet gebruikte viridiaan in deze schilderijen dus vooral als mengkleur. Het pigment is enorm stabiel, weinig gevoelig voor licht en daardoor erg geschikt.

Blauw
In het Musée d’Orsay staat het schilderkistje van Pierre Auguste Renoir. In het kistje zitten wat tubes verf: loodwit, chroomgeel, cobaltblauw, viridiaan, emerald groen, synthetisch ultramarijn en vermiljoen. Meer dan de helft van deze kleuren was voor 1800 nog niet beschikbaar.
In het schilderij “de Paraplu’s” is goed te zien hoe Renoir nieuwe kleuren introduceerde in zijn schilderijen. Het werk is in twee delen geschilderd. De vrouwen aan de rechterkant dragen uitbundige jurken en hoeden, die rond 1881-1882 in de mode waren. De jurken van de vrouwen aan de rechterkant zijn geschilderd met kobaltblauw.
Halverwege de jaren 80 van de 19e eeuw raken juist eenvoudigere rechte lijnen in de mode. De vrouw met de rieten mand is gekleed in deze nieuwe stijl. Pigmentonderzoek laat zien dat Renoir bij de later geschilderde vrouwen links alleen kunstmatig ultramarijn gebruikte. Dit nieuwe ultramarijn kwam pas op de markt eind jaren 1870. In latere werken blijft Renoir de twee kleuren blauw vaak combineren, afhankelijk van het effect dat hij wil bereiken.



Toxiciteit
Niet alle nieuwe kleuren waren een groot succes. Zo was het nieuwe chroomgeel bijzonder toxisch en daarom gevaarlijk om mee te werken. Bovendien verkleurt chroomgeel makkelijk. In de zonnebloemen van Vincent van Gogh is dit goed te zien. De schilderijen worden steeds minder fel. Er is veel gespeculeerd of Vincent van Gogh’s mentale problemen deels verklaard kunnen worden door de pigmenten. Zou hij zichzelf vergiftigd hebben?
Ook over Napoleon is beschreven dat hij overleden zou zijn door de toxiciteit van schilderpigmenten. Tegenwoordig zijn er daarom strenge regels aan toxiciteit van pigmenten. Chroomgeel mag in de EU niet meer gebruikt worden en is vervangen door veiligere alternatieven!

Mooi en interessant, zo’n technische uitleg; je hebt het niet per se nodig voor de appreciatie van het werk maar het verdiept wel je inzicht. Dank.