Gotiek: Nederlandse kunstschilders aan het Franse hof

De international Gotiek begon met Nederlandse schilders. Franse koningen en hertogen haalden de beste Nederlandse kunstenaars naar Frankrijk voor de productie van miniaturen en schilderijen. Wie waren deze Nederlandse kunstenaars? En waarom waren ze zo goed? Op onze reis door de Renaissance stoppen we vandaag in Frankrijk aan het Bourgondische hof!
In 1309 besloot Paus Clemens V onder druk van de Franse koning het pauselijke hof te verplaatsen van Rome naar Avignon. Onder opeenvolgende pausen werd vervolgens het Palais des Papes gebouwd en bleef de invloed van de Fransen onverminderd groot. De Sienese kunstenaar Simone Martini kwam ook met de paus mee naar Avignon. Hij maakte in Frankrijk kennis met de miniatuurschilderkunst. Zijn stijl werd hierdoor realistischer en eleganter, zoals dat past bij het Middeleeuwse Hoofse ideaal. Juist deze vermenging van schilderijen en miniaturen zorgt voor een nieuwe schilderstijl: de Internationale Gotiek.
Nederlanders aan het Franse hof
Ook Nederlandse kunstenaars reisden naar Frankrijk om voor de rijke Franse vorsten te werken. De Nijmegenaar Johan Maelwael (Jean Malouel) werd aanbevolen bij koning Karel VI en zijn vrouw Isabella. Na zijn tijd bij de Franse vorst, stelde Filips de Stoute hem aan als hofschilder aan het Bourgondische hof. Maelwael behield deze positie ook onder Filips’ opvolger, Jan zonder Vrees. De vernieuwingen van Maelwael waren spectaculair. Zo schilderde hij een Pièta in een ronde vorm en was hij één van de eerste kunstenaars die met olieverf werkte. Hij maakte voor Filips met name altaarstukken en andere christelijke kunst. Ook werkte hij regelmatig samen met de Haagse beeldhouwer Claes Sluter, die eveneens voor Filips de Stoute werkte. Sluter ontwierp onder meer het grafmonument van Filips en een fontein die hij de bron van Mozes noemde.
Op Maelwael’s voordracht kwamen ook zijn neven, de Gebroeders van Limburg, naar Dijon om voor de hertogen van Bourgondië te werken. Paul, Herman en Johan van Limburg waren miniaturisten die voor Filips een Bijbel illustreerden. Hun miniaturen zijn zo precies, dat ze waarschijnlijk met een vergrootglas werden gemaakt, Het heldere blauw van hun schilderingen is vermaard en hun schilderingen van de maanden van het jaar behoren tot de beste miniaturen. De miniaturen van de Gebroeders van Limburg gingen niet alleen over de Bijbel, maar hadden ook aandacht voor wereldlijke onderwerpen zoals kastelen en boeren. Ook na de dood van Filips bleven de broers aan het Bourgondische hof. Ze ontwierpen voor Filips’ broer Jan van Berry een getijdenboek. Hun miniaturen besloegen hierin gehele pagina’s, wat ook niet eerder vertoond was.

Olieverf
Na de dood van Jan Maelwael, nam Henri Bellechose zijn positie over als hofschilder. Bellechose schilderde in dezelfde traditie als Maelwael en gebruikte veel goud voor zijn Christelijke voorstellingen. De macht van het Bourgondische hof nam steeds verder toe en in de loop van de 15e eeuw kwamen ook Nederland en Vlaanderen onder Bourgondisch bestuur. Filips de Goede, die na Jan zonder Vrees aan de macht was gekomen, verplaatste zijn hof grotendeels naar Vlaanderen. Hier nam hij in 1425 Jan van Eyck aan als hofschilder.
Jan van Eyck was een geweldige vernieuwer van de schilderkunst. Hij ging met olieverf werken en kon hiermee een meer gedetailleerde voorstelling maken. Hij haalde zo de fijne tekeningen van de miniatuurkunst naar de schilderkunst. Hij probeerde zijn werken zo natuurgetrouw mogelijk te maken door ook licht en schaduwen weer te geven. Ook gebruikt hij vaak uitgebreide landschappen als achtergrond van zijn werken. In zijn meest beroemde altaarstuk, het Lam Gods voor de Sint Baafskathedraal in Gent, is het Lam afgebeeld in zo’n landschap. Mogelijk was Jan van Eyck op de hoogte van de ontwikkelingen van de Italiaanse schilderkunst. Er was in de 15e eeuw veel handel tussen Toscane en Vlaanderen. Van Eyck schilderde in 1434 het huwelijksportret van zo’n Italiaanse handelaar die in Brugge woonde. In dit Arnolfini-huwelijksportret is Jan van Eyck zelf ook te zien via een spiegel aan de muur.






Franse schilderkunst
Dankzij de Italiaanse kunstenaars die meekwamen met de paus en de Nederlandse kunstenaars die werden aangetrokken door het Bourgondische hof, kwamen jonge Franse kunstenaars in aanraking met de nieuwste technieken en ideeën. De grote Nederlandse invloed wordt daarom vaak gezien als het startpunt van de Franse kunst. Als je in het Louvre de afdeling Franse kunst bezoekt, kom je in de eerste zalen Maelwael en de andere Nederlanders tegen.
Dankzij de Nederlandse kunstenaars werden ook lokale kunstenaars geïnspireerd. Jean Fouquet was zo’n jonge kunstenaar die rond 1450 in dienst trad van het Franse hof. Fouquet was naar Italië gereisd en combineerde in zijn werk de Italiaanse en Nederlandse stijl. Zijn meest beroemde werk is zijn Madonna, waarin Maria met ontblote borst te zien is omgeven door blauwe en rode Cherubijnen en Serafijnen. Fouquet had een ingetogen stijl, waarin personen vrij koud zijn afgebeeld. Fouquet was naast kunstschilder bovendien miniaturist en werkte aan getijdenboeken en historieprenten. Hieruit blijkt opnieuw hoe dicht miniaturen en schilderijen bij elkaar lagen in deze tijd.

Het Rijksmuseum komt dit najaar met een tentoonstelling over deze periode in de Middeleeuwse schilderkunst. Vanaf morgen zijn alle belangrijke werken van Johan Maelwael en zijn tijdgenoten zoals Henri Bellechose en Claus Sluter in het Rijksmuseum te zien. Voor deze expositie komen kwetsbare en zelden uitgeleende werken naar Amsterdam, waaronder Maelwael’s ronde pièta.