Aan de Jodenbreestraat in Amsterdam staat een monumentaal huis dat in de 17e eeuw het woonhuis was van Rembrandt van Rijn. In 1658 moest Rembrandt dit huis verkopen omdat hij zijn schulden niet meer kon betalen. Deze tegenslag betekende niet alleen dat hij een stuk kleiner moest gaan wonen, het zorgde er ook voor dat Rembrandt in een andere stijl ging werken. Een overzicht van de schilderijen die deze ‘Late Rembrandt’ maakte, is dit voorjaar te zien in het Rijksmuseum!
Het faillissement had een groot effect op Rembrandt’s bestaan. De afhandeling zou jaren duren en Rembrandt verloor naast zijn huis ook zijn hele kunstcollectie. Samen met zijn zoon Titus en zijn vrouw Hendrickje Stoffels probeerde Rembrandt zo min mogelijk last te hebben van het faillissement. Maar in de jaren erna zou het ongeluk Rembrandt blijven achtervolgen. In 1663 overleed Hendrickje en in 1668 zijn zoon Titus, beide aan de pest. Dit persoonlijk verdriet heeft de toon van Rembrandt’s schilderijen donker gemaakt en de emotionele lading sterker.
Tegen de mode in
In deze late periode van zijn leven voelde Rembrandt zich niet meer geremd door de heersende conventies of de laatste mode. Hij schilderde intieme werken die door hun composities en bijzonder lichtwerking een emotionele lading kregen. Zijn stijl wordt grover en hij gebruikte minder details, iedere penseelstreek was raak. Deze werken worden tegenwoordig gezien als het beste van zijn gehele oeuvre.

In de schilderijen die Rembrandt maakte in deze tijd gebruikt hij een groot contrast tussen de voorgrond en de achtergrond. Het Rijksmuseum opent de tentoonstelling met drie zelfportretten waarin dit goed te zie isn. De achtergrond bestaat uit donkere kleurvlakken van bruin en zwart waarin nauwelijks vormen te onderscheiden zijn. De gezichten daarentegen zijn veel lichter en bevatten veel details. Het is een indrukwkkene opening van de tentoonstelling. Links zien we een schilderij van Rembrandt vlak na zijn faillissement. Hij kijkt strijdlustig en vol zelfvertrouwen, zijn forse lichaam geeft hem statuur. Rechts zien we een portret dat hij tien jaar later maakte. De opbouw en de kleuren zijn precies hetzelfde, het werk lijkt het spiegelbeeld van het portret links. Maar nu zien we een oude man, berustend in zijn lot, bewust van zijn vergankelijkheid. Zijn gezicht toont het verlies van huis, vrouw en kind. Rembrandt heeft zich gewonnen gegeven.

Etsen als laatste redmiddel
In tegenstelling tot de rustige eerste zaal waarin slechts drie werken te zien zijn, zijn de muren in de rest van de zalen vol gehangen. Dit komt met name doordat de tentoonstelling ook een groot aantal tekeningen en etsen toont. Rembrandt had op de Jodenbreegracht zijn eigen etspers en in de laatste jaren voor zijn faillissement produceerde hij veel etsen. Hoogstwaarschijnlijk probeerde hij tevergeefs het faillissement af te wenden en etsen waren makkelijker te verkopen. Bovendien konden er van 1 plaat meerdere afdrukken worden gemaakt en was het dus makkelijker verdienen. Net als in zijn schilderijen, probeerde Rembrandt de juiste lichteffecten te creëren door te spelen met de papiersoort en de inkt. In het Rijksmuseum zijn soms meerdere afdrukken van dezelfde etsplaat te zien, waardoor zijn zoektocht naar het juiste licht goed zichtbaar wordt.
Na zijn faillissement richtte Rembrandt vrijwel alleen nog op het schilderen en maakte hij nauwelijks nog etsen. Waarschijnlijk had hij zelf ook geen etspers meer. Juist daarom is het eigenlijk jammer dat het Rijksmuseum de etsen laat zien op deze tentoonstelling. De etsen zijn in een andere periode gemaakt dan de getoonde schilderijen en missen de emotionele diepgang. Bovendien zorgt het grote aantal etsen ervoor dat de zalen overvol zijn en dat de werken weinig ruimte krijgen. Omdat de tentoonstelling erg druk bezocht is, zorgt dit ervoor dat een mensenmassa zich vaak voor een ets of schilderij staat te verdringen en dat er nauwelijks ruimte is om de werken goed te bekijken. Veel schilderijen zouden beter tot hun recht komen als ze meer ruimte zouden hebben.

Pareltjes
De kracht van de tentoonstelling zit hem in de compleetheid. Het is indrukwekkend hoeveel van de werken die Rembrandt maakte na zijn faillissement naar Amsterdam gehaald zijn. Het levert bijzondere combinaties op. Zo is het Joodse bruidje te zien naast een familieportret dat Rembrandt maakte in hetzelfde jaar. Beide schilderijen hebben dezelfde stijl, kleuren en intimiteit. Twee zalen verder hangen twee schilderijen die Rembrandt maakte van de apostel Bartholomeus, beide uit Amerikaanse collecties. Het ene schilderij toont een portret in vette penseelstreken dat een klassiek beeld geeft van de apostel. Een man met een baard, in een simpele mantel die een mes vasthoudt. Het schilderij dat ernaast hangt, is totaal anders. Bartholomeus heeft nog wel een mes vast, maar qua compositie (hij kijkt je recht aan) kapsel en kleding ziet hij er modern uit. Het lijkt meer een portret in opdracht dan een Bijbelse afbeelding.

Dit soort kleine interacties tussen de werken, zijn te vinden in iedere zaal. Het is de kracht van de tentoonstelling dat het mogelijk is dit soort vergelijkingen te maken. Hierin is goed de hand van de conservartoren te zien, die de tentoonstelling is gedegen en trefzeker hebben opgebouwd. Ze wordend daarbij geholpen door exceptionele bruiklenen zoals ‘De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis’, een gigantisch doek dat Rembrandt maakte voor het paleis op de Dam, maar tegenwoordig in Stockholm te zien is. Het is één van de topstukken van de tentoonstelling. Hierbij moet worden aangetekend dat een aantal andere smaakmakers, zoals de Staalmeesters en het Joodse Bruidje, uit de eigen collectie komen. Maar het aantal topstukken uit andere musea is groot genoeg om het ‘sigaar uit eigen doos’ effect te vermijden.
Van Rembrandthuis naar Rijksmuseum
De ‘Late Rembrandt’ is een unieke tentoonstelling die verdrinkt in zijn eigen succes. Door de hoge bezoekersaantallen en de veelheid aan tekeningen en etsen, is het moeilijk echt bevangen te worden door de kracht van de intieme schilderijen. Er is gewoonweg teveel afleiding. Beter was het geweest om minder werken in de zalen te hangen en ze meer ruimte te geven. Toch blijft het bijzonder om te zien hoe Rembrandt de vrijheid vond na zijn faillissement. Hij deed niet langer zijn best om opdrachtgevers te plezieren en conformeerde zich niet langer aan de laatste mode. Waarom zou hij ook? Zijn huis en kunstcollectie waren al verkocht en hij had zijn trots verloren, er was niets meer te redden. De ‘Late Rembrandt’ doet wat hij zelf wil!
Wie deze maanden naar het Rembrandtshuis afreist, zal Rembrandt niet vinden. Hij heeft plaatsgemaakt voor een tentoonstelling over zijn leerlingen. De ‘Late Rembrandt’ is verhuisd. Maar niet naar een klein huisje aan de Rozengracht, zoals hij deed in 17e eeuw na zijn faillissement. Nee, de ‘Late Rembrandt’ heeft een prachtig onderkomen gevonden in de kunstkathedraal aan het museumplein, het Rijksmuseum.
Late Rembrandt
Rijksmuseum, Amsterdam
t/m 17 mei 2015