In de 17e eeuw begonnen Nederlandse kunstenaars met het schilderen van landschappen, een volledig nieuw genre in de schilderkunst. Zo reisde Jan van Goyen door heel Nederland. Hij tekende ieder mooi uitzicht dat hij tegenkwam in zijn kleine schetsboekje. Duizenden schetsen moet hij hebben gemaakt op zijn lange reizen door Nederland, Duitsland en verder. Door zijn ogen zien we nu hoe Nijmegen, Rhenen en andere plaatsen eruit zagen in de 17e eeuw.
Van Goyen was het resultaat van een lange voorzichtige ontwikkeling van de landschapskunst in Nederland. In de Middeleeuwen en de Renaissance werden landschappen alleen gebruikt voor de achtergrond van schilderijen. Dit veranderde in de Nederlandse 17e eeuwse kunst, doordat schilders zich specifiek op het landschap gingen specialiseren. Hiermee bereikten de Nederlandse schilders een sterk realisme en sfeervolle afbeeldingen. Deze onderwerpkeuze en stijl heeft tot aan diep in de 20e eeuw kunstenaars geïnspireerd.
Esaias van de Velde
Tijdens de nadagen van de Vlaamse Renaissance begonnen kunstenaars als Pieter Brueghel steeds meer aandacht te besteden aan de achtergrond van hun bijbelse en mythologische schilderijen. Ook de vroege Haarlemse schilders zoals Hendrick Goltzius en Karel van Mander gaven het landschap een prominentere plaats in hun werk. Maar uiteindelijk was het Esaias van de Velde die in 1612 het eerste echte Nederlandse landschapschilderij maakte: Twee ruiters in een duinlandschap, tegenwoordig te zien in het Rijksmuseum Twenthe. In tegenstelling tot gestileerde en geidealiseerde landschappen van de Renaissance, was het werk van Van der Velde zeer realistisch.
![]() |
![]() |
![]() |
Esaias van der Velde maakte zijn vroegste landschappen in Haarlem en al snel kreeg hij daar navolging, onder meer door Hercules Segers. Segers was in de leer geweest bij de Vlaamse kunstenaar Gillis van Coninxloo die zich in Amsterdam had gevestigd en daar boslandschappen was gaan schilderen. Segers legde zich toe op berglandschappen, die hij zelf bedacht en niet echt bestonden. Zijn werk leunt erg op de Vlaamse traditie.
Hendrick Avercamp
Een andere leerling van Gillis van Coninxloo was Hendrick Avercamp. Avercamp ontwikkelde zijn eigen specialisatie binnen de landschapskunst: het winterlandschap. De vrolijke ijspret die hij afbeeldde, was erg levendig door het grote aantal mensen dat hij op zijn doeken schilderde. Hij gebruikte in zijn werk een atmosferisch perspectief, wat wil zeggen dat hij de kleuren in de achtergrond vager en donkerder maakte om diepte creëren.
In de tijd van Esaias van der Velde in Haarlem was Jan van Goyen een van zijn leerlingen. In tegenstelling tot de vaak denkbeeldige landschappen van Van der Velde en Segers, reisde Van Goyen veel en probeerde hij de plaatsen die hij tegenkwam af te beelden in zijn schilderijen. Van Goyen reisde door heel Nederland, maar ook naar Duitsland en Frankrijk waar hij duizenden schetsen maakte in kleine boekjes. Er zijn vier van deze boekjes bewaard gebleven. Later werkte hij in zijn atelier de belangrijkste schetsen uit tot schilderijen. Hierbij werkte hij in monochroom, dit betekent dat hij slechts 1 of 2 kleurtinten gebruikte, vaak waren dit grijs en groen.
![]() |
![]() |
![]() |
Jacob van Ruisdael
In de tweede helft van de 17e eeuw werd het Nederlandse landschap wat levendiger en exotischer. Ondanks dat hij nooit in Italië is geweest, begon Aelbert Cuyp landschappen te schilderen in een Italiaanse stijl. Hij combineerde het heldere gele Italiaanse licht met heuvellandschappen en wazige achtergronden. Het maakt zijn schilderijen dromerig van sfeer.
Jacob van Ruisdael kiest juist voor woeste en imposante landschappen. Van Ruisdael werd opgeleid door zijn vader en zijn oom Salomon van Ruisdael en reisde door Nederland en Duitsland. De landschappen die hij tegenkwam, maakte hij in zijn atelier groter en mooier dan in werkelijkheid. Juist deze overweldigende landschappen zouden in de 19e eeuw kunstenaars in de Romantiek inspireren.
Nederlandse landschapskunst uit de Gouden Eeuw is onder meer te zien in de collecties van het Rijksmuseum in Amsterdam, het Rijksmuseum Twenthe en het Mauritshuis.
Pingback: Profiel van de Gouden Eeuw: een Hollandse Beestenboel | // Vensters