Een uitgebreide kunstgeschiedenis: Italiaanse Primitieven

Vroeg in het 14e eeuwse Italië ontstond een nieuwe schilderkunst die Europa eeuwenlang zou domineren. In de Toscaanse steden Pisa, Siena en Florence bevond zich het Europese handelscentrum, waar ook de kunsten opbloeiden. De kunst in de Vroege Renaissance brak met tradities uit het verleden waarin de schoonheid van de afbeelding en de maker ervan onbelangrijk waren. Er werd geëxperimenteerd met perspectief en realisme. In dit eerste deel van een drieluik over de Renaissance kunst, een blik op de kunst uit de late Gotiek en de vroege Renaissance in Italië.
In de loop van de 13e eeuw ontstond er een hernieuwde aandacht voor de klassieken. Teksten die eeuwenlang verborgen waren in kloosters en bibliotheken werden opnieuw gelezen en kwamen beschikbaar voor een groter publiek. Schrijvers als Bocaccio en Dante gingen ermee aan de haal en schreven in hun eigen taal boeken die hieraan refereerden. Ook in de kunst kwam de aandacht voor de klassieken terug en kwam de mens steeds meer centraal te staan. Deze humanistische ideeen leiden tot kunstwerken die steeds realistischer werden. Waar Middeleeuwse en Byzantijnse iconen volledig inwisselbare plaatjes van heiligen toonden, kwam er in de Renaissance aandacht voor de menselijke kant. Kunstenaars gaan zich hierdoor identificeren met hun werk en ontwikkelen een eigen stijl, sommigen signeren hun werk. Hierdoor is de Renaissance kunst de eerste periode in de schilderkunst waarvan we de kunstenaars daadwerkelijk kunnen achterhalen.
Florence vs. Siena
Het 13e en 14 eeuwse Italië bestond uit talloze kleine stadstaten. Het waren kleine landjes rondom grote steden die onderling handel dreven. Naast de pauselijke staat rondom Rome, de Venetiaanse republiek en het zuidelijke koninkrijk van Napels, was Florence een van de meest invloedrijke stadstaten van Italië. In Florence kwam rond 1350 de rijke bankiersfamilie Medici aan de macht waardoor de stad zou uitgroeien tot het belangrijkste handelscentrum ter wereld (samen met Noordelijke steden als Brugge en Parijs). Maar vooral op cultureel gebied ontstond in Florence een levendige uitwisseling van werk en ideeën. Maar ook de nabijgelegen republiek van Siena had zijn grote kunstenaars, waardoor er aan het begin van de Renaissance een soort culturele strijd begon tussen beide steden die 100 jaar later in het voordeel van Florence zou worden beslist door namen als Leonardo da Vinci en Michelangelo Buonarotti.
Giotto, Vader van de Renaissance
Volgens de Renaissance kunsthistoricus Vasari die rond 1550 alle belangrijke kunstenaars beschreef in zijn boek ‘de Levens van Kunstenaars’, begon de Renaissance bij de Florentijnse kunstenaar Giotto. Vasari beschrijft dat Giotto de eerste kunstenaar was die brak de met de byzantijnse tradities en mensen zo levensecht mogelijk naschilderde. Giotto werd rond 1266 geboren in Florence, maar maakte zijn meest beroemde werken in Padua waar hij onder meer een kapel (Scrovegni kapel) vulde met zijn fresco’s. Giotto was de eerste die een voorzichtige vorm van perspectief opnam in zijn werken en wordt daarom vaak als eerste Renaissance kunstenaar aangemerkt.
Vasari was een Florentijn en besteedde misschien wel daarom veel aandacht aan de vroege Florentijnse kunstenaars in zijn boek. Volgens Vasari zou Giotto de allergrootste zijn van de Vroege Renaissance en zou Giotto zijn opgeleid door een andere Florentijn, Cimabue. Ondanks dat deze legende tegenwoordig heftig wordt betwijfeld, is Cimabue van grote invloed geweest op het werk van Giotto. We kennen helaas maar weinig van Cimabue’s werk en leven, maar vaak wordt hij gezien als de eerste schilder die brak met de byzantijnse stijl. Zijn werk bestaat niet meer uit iconen zoals eerder mede doordat het meer levensecht is, maar nog altijd is het werk zwaar beinvloed door de Byzantijnse kunst.
Siena: Maesta onder kunsten
De Florentijnse kunstenaars mogen dan tegenwoordig alle eer toegeworpen krijgen, in de vroege 14e eeuw was het kunstenaarsleven eigenlijk verder ontwikkeld in Siena. In dezelfde tijd dat Cimabue in Florence beroemd werd, werkte in Siena Duccio di Buoninsegna. Het werk van Duccio is minstens net zo vooruitstrevend als van zijn Florentijnse tegenstrevers. Hoewel zijn vroege werk nog altijd zeer byzantijns-getint is, tonen zijn latere werken zijn klasse. Vooral zijn Maesta, waarop Maria met talloze heilige staat afgebeeld, is wereldberoemd geworden. Duccio krijgt de laatste tijd steeds meer de eer die hij verdiend. Recent kocht het Metropolitain Museum of Art in New York nog een schilderij van Duccio voor maar liefst 45 miljoen dollar.
Duccio kreeg al snel enkele volgers waaronder Simone Martini, die waarschijnlijk een leerling van Duccio was. Martini zou Siena verder op de kaart zetten met het uitwerken van Duccio stijl. Martini zou een van de belangrijkste exponenten van de Gotiek worden binnen de Italiaanse schilderkunst door zijn aandacht voor detail en kleur. Martini’s werk is tegenwoordig te voornamelijk te zien in Florence en Siena, waar hij onder meer werkte in het Palazzo Publico. In hetzelfde Palazzo Publico (stadhuis) zijn talloze fresco’s te zien van de broers Ambrogio en Pietro Lorenzetti, die met hun ongeevenaarde kleurgebruik trendsetters werden in de vroege Italiaanse schilderkunst. Het beroemdst is hun fresco cyclus over de pest in Siena, maar ze maakte vooral religieus werk.
Florence: een Nieuw Onderwerp
Religie zou binnen de Renaissance kunst altijd een voorname plaats innemen; vaak werden Bijbelse taferelen en Heiligen verhalen afgebeeld. De kerk was dan ook de belangrijkste afnemer van de kunstenaars. Talloze werken werden in opdracht geschilderd. In het San Marco klooster ging het zelfs zover dat de kunstenaar in het klooster woonde. Fra Angelico (Broeder Angelico) leefde in het San Marco klooster in Florence en zou daar ook zijn belangrijkste werken maken. Een rondgang langs de kloostercellen leert dat in bijna ieder kamertje wel een fresco van Angelico te vinden is. Hij experimenteerde met perspectief, maar staat vooral bekend om zijn ‘pure werk’ zogenoemd vanwege helder kleurgebruik, simpele afbeeldingen maar uiterst fijn geschilderd. Fra Angelico werd in 1982 zalig verklaard door het Vaticaan.
Tegelijk met Fra Angelico waren in andere delen van Florence andere fresco kunstenaars bezig kerkgebouwen en kapellen te versieren. De bekendste kunstenaar in dit gezelschap is Masaccio die onder meer de Santa Maria Novella kerk en de Brancacci kapel van fresco’s voorzag. Masaccio wordt vaak gezien als Giotto’s grootste volgeling en hij is vooral beroemd vanwege zijn spel met het perspectief. Masaccio durft veel meer perspectief te gebruiken dan Giotto en raakt steeds beoefender in deze technieken waardoor hij een voorbeeld werd voor latere kunstenaars zoals Michelangelo.
Juist deze ontwikkeling van het perspectief werd verder uitgewerkt door Paolo Uccello, die beroemd is geworden om zijn scenes van veldslagen en jachtpartijen. Hiermee is Uccello de eerste artiest die de nadruk legt op werk van historische momenten en van het dagelijks leven in plaats van religieuze voorstellingen. Hij wordt hierin gevolgd door Piero della Francesca die onder meer bekend is om zijn portretkunst. Piero della Francesca is een echte theoreticus die het gebruik van perspectief uitwerkte in een boek dat een standaardwerk was onder Renaissance kunstenaars. Onder meer door lichtval te gebruiken om perspectief te versterken is Piero della Francesca een voorbeeld voor mensen als Leonardo da Vinci en Domenico Ghirlandaio.
Pisa: Het Begin van de Beeldhouwkunst
Ook de beeldhouwkunst nam een vlucht in de Renaissance en interessant genoeg lag het startpunt van deze ontwikkeling niet in Florence of Siena, maar in het kleine staatje Pisa. Vader en zoon Nicola en Giovanni Pisano hadden daar hun atelier waarin ze beeldhouwwerken maakten voor kerken in heel Toscane. Hun werk is sterk beinvloed door oude Griekse en Romeinse beeldhouwkunst en heel gedetailleerd. Het tweetal werkte voornamelijk in marmer en -ondanks technisch niet bijzonder- zou uitgroeien tot de eerste Renaissance beeldhouwers.
Maar ook in Florence zou de beeldhouwkunst zich ontwikkelen, dit ging in parallel met de bouw van de Dom en het Baptisterium. In 1401 had de stad Florence een wedstrijd uitgeschreven voor het ontwerp van de deuren van het Baptisterium. Deze competitie werd gewonnen door Lorenzo Ghiberti die een 28-tal reliefs maakte waarop scenes uit het nieuwe testament stonden afgebeeld. Het project kostte hem maar liefst 23 jaar. De bouw van de Dom en dan voornamelijk het ontwerp van de koepel was in handen van architect en beeldhouwer Filippo Brunelleschi. Ook Brunelleschi had meegedaan aan de competitie voor de deuren in 1401, maar verloor. Later werd hij aangenomen voor het ontwerp van de koepel op de dom. Zijn constructie voor de koepel was een niet eerder vertoond staaltje bouwkunst dat hem roem eeuwige opleverde.
De grootste beeldhouwer van de vroege Renaissance was echter Donatello, zijn beelden en reliefs behoren tot de mooiste werken van de Renaissance. Zijn werk was gestoeld op de humanistische leer die centraal kwam te staan, wat onder meer bleek uit de anatomische correctheid van zijn beelden. Zijn werk is geinspireerd op de klassieke oudheid, maar technisch van een niveau dat veel hoger lag.
Het werk van de vroege Renaissance kunstenaars zou latere artiesten de weg wijzen en uitmonden in de Hoog Renaissance waar de technieken van de Italiaanse Primitieven tot in detail zijn verfijnd. Ook zou het werk kunstenaars in West-Europa beïnvloeden en de Renaissance over heel Europa verspreiden. De stad Florence zou steeds belangrijker worden en Siena gaan overschaduwen op het gebied van kunst en cultuur. Meer over deze Hoog-Renaissance en Vlaamse Primitieven de komende weken, in de laatste twee delen van dit drieluik.
Vroege Italiaanse Renaissance kunstwerken zijn in Nederland onder meer te zien in het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam, het Amsterdamse Rijksmuseum en het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Bijzonder is ook de collectie van het Huis Bergh in ‘s-Heerenbergh waar onder meer werk van Duccio is te zien. Maar de grootste collecties Renaissance kunst zijn uiteraard te bekijken in Renaissance stad nummer 1, Florence. In talloze musea zoals het Uffizi, het Bargello en het Palazzo Pitti zijn alle genoemde meesters vertegenwoordigd.
![]() |
![]() |
Prima blog, al houd ik niet van deze kunstwerken.
@Jeroen, weer een uitstekend blog! Ik ben een groot liefhebber van moderne kunst maar de periode die je nu belicht waardeer ik zeer. Een aantal kunstwerken uit die periode heb ik, in de musea die je noemt, gezien.
Onder meer in Florence in 2004 waar, naast de vaste collectie, destijds een bijzondere expositie was van (particuliere, uit de gehele wereld afkomstige) werken van Botticelli e Filippino. Vooral de prachtige, haast “eigentijdse” kleuren, naast de fraaie afbeeldingen, vond/vind ik prachtig.
Prachtig blog weer. Een schilderstijl waar ik graag naar kijk!
Waarom er een renaissance was, als die er al was, zelfs daar blijkt twijfel over te bestaan, vroeg ik me al lang af.
In 1453 viel Constantinopel, het laatste restant van het Byzantijnse rijk, het blijkt dat rond die tijd vele geleerden uitweken naar Italië, met medeneming van Arabische en Griekse kennis.
Het is de eerste keer dat ik een verklaring zie die me aannemelijk voorkomt.
Eugenio Garin’, ITALIAN HUMANISM, Philosophy and Civic Life in the Renaissance’, Oxford 1965 (Bern, 1947)
Konst. Inos Fallieros, ‘LESBOS, Three thousand years on an Aeolian island’, 1995, Denver
Shlomo Sand, The invention of the jewish people, Londen 2009.
Steven Runciman, ‘The fall of Constantinople 1453’, Cambridge 1965
De kerk was zeker niet de enige afnemer van kunst, zie
‘Het leven van Benvenuto Cellini 1500- 1571 door hem zelf verteld’, 1969, 1982, 1985, Amsterdam.
Een uiterst boeiende beschrijving van het leven in de Italiaanse steden van die tijd, overigens ook van het leven aan het Franse hof.
Echte mooie primitiviteiten, Heer Hiëronymus, zeker de verjaging uit het paradijs; waarna de mensch eerst de primitiviteiten kwijtraakte om ze daarna weer terug te nemen… 😉
@Jeroen, kort na mijn eerdere reactie vroeg ik mij af waarom deze kunstenaars (en de stroming) “primitieven” werden/worden genoemd. Ik vind hun werk verre van primitief.
Wordt het niet eens tijd om hun werk cq deze stroming een meer bij de hoge kwaliteit passende naam te geven?
@dedesillusioneerd, de kerk was ook niet de enige afnemer maar wel de belangrijkste afnemer van kunst. Maar er waren inderdaad ook rijken die hun eigen kunst bestelden.
@baruman, de schilders worden primitief genoemd omdat ze van voor de renaissance zijn, waar de naam precies vandaan komt, weet ik niet.
Andere namen die voor dezelfde stroming wordt gebruikt zijn ‘ Proto-Renaissance/Vroege-Renaissance’ of ‘Gotiek’. Ikzelf heb er echter moeite mee om Gotiek te gebruiken voor de schilderkunst, omdat de kenmerken van Gotische architectuur totaal niet in de schilderijen terugkomen. Ik prefereer dan ook Vroege Renaissance.
@Jeroen, bedankt voor je toelichting, ik sluit me bij je voorkeur, Vroege Renaissance, aan.
Cellini had geen enkele opdracht van kerkelijke zijde.